Op 31 december jl. verscheen De Vitaliteitrevolutie bij Lev., het non-fictiefonds van A.W. Bruna Uitgevers. Auteurs Daniël Krikke en Bas Snippert signaleren een “stressepidemie”, en presenteren in hun debuut een “biopsychosociale” benadering van stress en burn- outklachten. Middels Zeven Pijlers voor Vitaliteit kunnen we uit de neerwaartse spiraal van stress stappen en onze vitaliteit herwinnen. Ik facetime met een uiterst vitaal ogende Bas Snippert.
Hoe zijn we in deze “stressepidemie” terechtgekomen?
“De toename van stress is een ontwikkeling die al heel lang gaande is. De Amerikaanse psychiater Robert J. Lifton schreef hierover in de jaren ’90 al een boekje, The Protean Self, gebaseerd op onderzoek uit de jaren 70. Hij zag toen al drie maatschappelijke trends waarvan hij beweerde dat ze de basis vormden voor een toename in stress: urbanisatie, technologische verandering en de dreiging van zelfextinctie. Massamedia – radio en televisie – waren enorm aan invloed aan het winnen, en met de komst van nucleaire wapens was het einde van de mensheid dichterbij dan ooit. Lifton signaleerde drie ontwikkelingen die ook voor millennials zeer kenmerkend zijn: ze wonen veel in steden, leven relatief alleen; de sociaal-technologische ontwikkelingen zijn zo mogelijk nóg ingrijpender geworden; en de ecologische crisis vormt een bedreiging voor het voortbestaan van onze soort. Die trends zijn dus niet nieuw. De millennials zitten wellicht in de versnelling van de curve, misschien zelfs op de piek, maar het is een dynamiek die al heel lang gaande is. Urbanisatie is interessant omdat het toont hoezeer we onszelf hebben gedomesticeerd. Terwijl we biologisch gezien nog altijd een wilde soort zijn. We leven in kleine hokjes, met kunstlicht, alles is nep. Daar reageert onze biologie niet goed op. Het conflict met onze biologie speelt ook een rol in de gigantische toename van prikkels die de technologische ontwikkelingen met zich meebrengen.”
Past de mens zich daadwerkelijk zo langzaam aan? Zijn we niet juist een heel flexibele soort, die snel leert en zich weet te vormen naar nieuwe omstandigheden?
“We zijn extreem adaptief, dat is ook de reden dat we er nog zijn. Zet ons ergens neer, en we redden ons wel. Dat hebben we grotendeels te danken aan ons grote brein, hét orgaan van voorspelling en improvisatie. Maar die flexibiliteit is er tegen een prijs. Met elke aanpassing die een uitdagende omgeving van ons vraagt, stijgt de druk op ons systeem. Dat houden we best even vol, maar op langere termijn eist die druk zijn tol. Zo kun je lifespan en healthspan tegenover elkaar zetten. Op healthspan lever je enorm in wanneer je constant in een staat van aanpassing verkeert.
Dat kan gaan over basale lichamelijke waarden als temperatuur, of PH. Die worden continu door ons brein gemonitord, en moeten binnen een bepaalde bandbreedte vallen om het lijf optimaal te laten functioneren. Wanneer je omgeving je continu buiten die bandbreedte forceert, dan ben je voortdurend aan het werk om daarvoor te compenseren. Dat is een forse aanslag op je systeem. Zo werkt het met stress ook. We kunnen prima omgaan met uitdagende situaties, maar als we te lang buiten onze bandbreedte blijven, dan kan stress zich gaan opbouwen.”
Hoe werkt dat?
“Er zijn wat stress betreft grofweg twee manieren om buiten je bandbreedte te raken. Ofwel er is simpelweg een veelheid aan prikkels, of er is sprake van een specifieke prikkel die ons overstimuleert. Bij die tweede manier speelt perceptie een grote rol, in het bijzonder de perceptie van onveiligheid. Die is enorm persoonsgebonden. Prikkels die objectief gezien neutraal zijn, zeg, een vogel in het park, kunnen voor de ene persoon inderdaad als neutraal gepercipieerd worden, terwijl de ander, die toevallig ooit een nare ervaring met een vogel heeft gehad, enorm overprikkeld raakt en zich niet veilig voelt. Ons brein doet continu voorspellingen op basis van eerdere ervaringen. En zelfs op basis van ervaringen van je voorouders: percepties kunnen ook genetisch doorgegeven zijn. Op die manier staat wat je als veilig en onveilig ervaart in direct verband met hoe prikkelend een situatie voor je is.
Bas Snippert
“Nu leidt een situatie die we als stressvol ervaren niet direct tot een probleem. Normaalgesproken keren we na zo’n ervaring weer gauw terug binnen onze bandbreedte. Maar als dat zelfregulerende vermogen verstoord wordt, dan kan stress opbouwen. Het is zelfs zo dat wanneer je lang buiten je bandbreedte blijft, je hele systeem zich gaat inrichten op die situatie. Hoe langer je buiten je bandbreedte bent, hoe meer je hele zenuwstelsel geneigd is daar ook te blijven zitten. Dat heeft te maken met het voorspellende karakter van het brein: als je je langdurig in gevaar voelt, dan gaat je brein denken ‘ik moet op mijn hoede blijven’. Je hersenen gaan dan uit voorzorg actief op zoek naar negativiteit en alles waar gevaar in kan schuilen wordt uitvergroot, waardoor je hele blik op de wereld negatief gekleurd wordt – de negativity bias. Je biologische overlevingsprogramma’s blijven dan constant aan staan, wat enorm veel energie en focus kost. Zo kun je in een negatieve spiraal terecht komen, waarin stress steeds meer wordt opgebouwd.”
Een kritiek die Snippert en Krikke hebben op gangbare stressreductiemethoden is dat die vaak enkel symptomatisch te werk gaan. De stress wordt door middel van bijvoorbeeld mindfulness wel even verlicht, maar komt daarna weer terug, omdat niet wordt gekeken naar achterliggende oorzaken van de stress. Met als doel een duurzamere remedie voor stress te bieden maakten Snippert en Krikke een biopsychosociaal model van de mens: in hun boek worden
achtereenvolgens het biologische, het psychologische, en het sociale aspect van ons mens-zijn belicht. In de eerste twee pijlers, respectievelijk Energie en Lichaam, wordt gekeken naar de mens als biologisch wezen, een dier dat nog altijd geregeerd wordt door een fight/flight/freeze-systeem. Er wordt uitgelegd hoe dat systeem werkt, en hoe we gevoeliger kunnen worden voor signalen die ons lichaam ons geeft. Vervolgens komen in pijlers drie en vier het denken en emotie erbij, en zo gaan er steeds meer kanalen van de interne en externe beleving “aan”. Ten slotte wordt de mens als sociaal wezen beschouwd bij de pijlers Identiteit, Interactie, en Tijd. Bij die pijlers gaat het over de dieper liggende oorzaken van stress, en wordt onderzocht waarom het iemand niet meer lukt weer terug te komen binnen zijn of haar bandbreedte.
Ondanks jullie kritiek schuwt De Vitaliteitrevolutie enige symptoombestrijding niet.
“Zeker niet. Het is belangrijk om iemand eerst te helpen stabiliseren. Als je die stap overslaat dan kan het onderzoeken van onderliggende bronnen van stress, zoals shock- of ontwikkelingstrauma, juist averechts werken. Mensen die bijvoorbeeld zomaar even Ayahuasca gebruiken of op een tiendaagse stilteretraite gaan kunnen weliswaar met hun trauma’s in aanraking komen, maar dan veel te snel. Daar is nog geen container gebouwd om die ervaringen veilig in te verwerken. Dat kan tot alleen nog maar meer stress leiden. Daarom bieden wij mensen eerst tools om relatief snel weer consistent binnen hun bandbreedte te komen, en kijken we vervolgens naar welke patronen ervoor zorgen dat ze buiten die bandbreedte neigen te raken.”
Hoe zien die tools eruit?
“Je begint bij oriëntatie. De focus naar buiten brengen. Hierin verschilt het ook van bijvoorbeeld mindfulness, waarbij de focus veel meer op de binnenwereld gericht is. Bij oriëntatie gaat het erom even je zintuigen heel bewust aan te zetten. Je neemt de tijd en aandacht om jezelf vertrouwd te maken met de omgeving waar je hier en nu bent, en te zien dat die veilig is. Je geeft je lichaam dan de mogelijkheid om de overlevingsmechanismen uit te schakelen, en weer terug te keren binnen je bandbreedte. Bovendien is dit een methode die meewerkt met hoe het brein wil werken, dat brein wil graag de omgeving verkennen, in kaart brengen. Deze oefening kan toch voor sommige mensen weken of maanden kosten om onder de knie te krijgen, omdat ze al jarenlang gewend zijn om volledig in hun interne beleving te blijven zitten. Als het op die manier lukt om uit de negatieve spiraal te stappen, dan ontstaat er ruimte om weer positieve invloeden te herkennen in je omgeving. Dat kunnen hele kleine concrete dingen zijn, maar later ook meer abstracte, grotere aspecten van je leven. Die positieve invloeden stellen je in staat een spiraal de andere kant op te creëren: de Spiraal van Vitaliteit. Heel belangrijk is het daarbij om het niet alleen bij positief denken te laten, enkel het herkennen van positiviteit, maar er ook een ervaring te laten zijn. Daar bieden we ook oefeningen voor, gebaseerd op recente wetenschappelijke modellen (zoals de HEAL-methode, red).”
Als we dan weer binnen onze bandbreedte zitten, hoe zorgen we er dan voor dat we er niet direct weer uit vliegen? Met andere woorden, hoe benaderen jullie de dieperliggende oorzaken van stress? “Alle pijlers die we in het boek behandelen kun je zien als informatiekanalen waar je signalen van vitaliteit kunt oppikken. In je lichaam kan dat, via je cognitie, je emoties, in je relaties, etc. Die signalen moeten leidend worden in het creëren van een opwaartse spiraal. In ieder hoofdstuk geven we eerst tools om meer met het betreffende kanaal in contact te komen, en kijken we vervolgens naar hoe je signalen in dat kanaal kunt oppikken.
In de praktijk zie ik bij cliënten vaak dat het denken behoorlijk overbelicht is, dat daar veel meer focus op ligt dan op de directe ervaring. Mensen zijn in het Westen van oudsher sterk geneigd om
de wereld in concepten te vangen. Maar daarmee raken ze ook vaak gevangen in een concept van zichzelf, een concept dat helemaal niet noodzakelijk strookt met de werkelijkheid. Dat kan een grote rol spelen bij het instandhouden van stress. De Oosterse aanpak, waarin bijvoorbeeld meditatie en mindfulness kunnen worden toegepast, is erop gericht om los te komen van die concepten en identiteiten die we voor onszelf hebben ontwikkeld, en in elk moment terug te keren naar de geleefde werkelijkheid in het hier-en-nu.“
Hoe helpt het loslaten van gedachten ons tegen stress?
“Vaak worden aanpassingen die we als kind hebben moeten doen aan onze vroege omgeving later onderdeel van onze identiteit. Die strategieën die we aanleerden zijn, soms vrij letterlijk, overlevingsmechanismen. Maar die noodzakelijke aanpassingen van toen worden belemmeringen in het nu. Je kunt dan denken aan perfectionisme, geen “nee” kunnen zeggen, impostersyndroom, etc. Dit soort “complexen”, zoals Carl Jung ze ooit noemde, is voor onszelf helaas niet altijd als zodanig herkenbaar.
Onze eigenschap geen “nee” te kunnen zeggen beschouwen we bijvoorbeeld vaak als een positief vermogen om iedereen tevreden te houden. Op ons werk worden we echter, omdat we onze grenzen niet aangeven, overladen met opdrachten – met alle stress van dien. Het is essentieel om dan te gaan herkennen dat de behoefte om iedereen tevreden te houden misschien wel een oude strategie is, erop gericht om conflicten te vermijden. En dat daaronder een diep verlangen ligt bijvoorbeeld om voor jezelf op te kunnen komen en je zeker te voelen in relatie tot de ander. Die werkelijkheid kan aan het licht komen door heel goed te kijken naar welke signalen het lichaam geeft, en niet enkel in onze aangewende denkkaders, en veronderstelde identiteit te blijven vastzitten. Wanneer je dan in contact komt met je daadwerkelijke, onderliggende behoeften, dan ontstaat de vitaliteit om daar op een juiste manier op in te spelen vaak spontaan.
Het doel is dus om enerzijds te gaan zien wat werkelijk onze behoeften zijn, en anderzijds welke strategieën we hebben aangeleerd om die behoeften te vervullen, en of we die niet beter zouden kunnen loslaten. Vaak zijn het, ironisch genoeg, onze strategieën die in de weg staan van de behoefte die we proberen te vervullen. En meestal zijn die behoeften uiteindelijk helemaal niet zo moeilijk te vervullen, als je ze maar helder ziet. En dan wordt het leven een stukje leuker.”